Na een warme nacht onder een muskietennet dat regelmatig tot op mijn gezicht zakt, begeef ik mij halfnaakt naar de doucheblok. Het water is koud en de straal maar pover, de betonnen vloer van de douche staat al vlug helemaal onder water, dus tegen dat ik terug op de kamer ben zijn mijn voeten vuiler dan ervoor.
Naast de sanitaire blok zie ik een aantal mannen in witte pakken met mondmasker. Ze dragen een lege kooi met een aantal kleine witte zakken uit een Jeep naar een tafel onder de bomen. Sommige van de zakken worden aan een waslijn gebonden en beginnen te bewegen. Uit de andere zakken halen ze een tiental vleermuizen, die ze in de kooi stoppen. Ik vraag de enige blanke die erbij is wat ze aan het doen zijn. Zij is een Amerikaanse virologe die samen met deze kerels, waaronder de grote chef van het Ghanese wildbeheer, een onderzoek naar virussen aan het begeleiden is. De witte pakken, maskers, veiligheidsbrillen en het gereedschap heeft zij voor gezorgd en ze neemt er foto’s van als bewijs dat ze wel of niet geschikt zijn en passen. Ze zijn op zoek naar sporen van verschillende virussen - ebola, influenza, sars - in speeksel, bloed en uitwerpselen van de vleermuizen en zijn ook nog van plan de apen te onderzoeken. Om de stalen te bewaren zodat ze in Accra kunnen onderzocht worden, hebben ze zelfs een vat vloeibare stikstof bij.
De vleermuizen leven in de mangobomen waaronder de boeren veel shit te verwerken krijgen, wat dan op zijn beurt een haard van de virussen zou kunnen zijn. Althans, dat is de bedoeling van het onderzoek.
De vleermuizen leven in de mangobomen waaronder de boeren veel shit te verwerken krijgen, wat dan op zijn beurt een haard van de virussen zou kunnen zijn. Althans, dat is de bedoeling van het onderzoek.
We lopen nog eens dezelfde wandeling als gisteren - we kennen de weg nu - en zien geen enkele aap in het bos. Dan maar wat kriskras door het dorp wat ook een geweldige wandeling is. Er staan ongeveer 30 huizen, de straat is een weg van rode aarde vol putten en iedereen leeft buiten. Er zitten enkele vrouwen met wat fruit voor een huis, verderop is iemand eten aan het verkopen - wat rijst, wat noedels en een rood sausje worden samen in een plastic zakje gedaan - en blijkbaar is het lekker want er staan toch een tiental mensen, vooral kinderen, hun beurt af te wachten.
Halverwege het dorp zien we ineens de aapjes verschijnen. Ze lopen tussen, in, op en door de huizen en we geven ze nog wat bananen die Imma daarnet heeft gekocht. De helft houden we voor onszelf. Aan het schooltje is het net speeltijd. Er is een voetbalplein en een speeltuintje met een draaimolen. We mogen even binnen kijken. Er zijn twee lokalen met een bord en enkele bankjes die kriskras door mekaar liggen. Imma maakt zich kwaad: de politiekers beloven altijd veel wanneer er verkiezingen zijn, betalen zelfs een aalmoes zodat mensen op hen stemmen, maar eens ze verkozen zijn wordt er niets meer gedaan. Er is niets in deze school. We zien geen schriften, geen schrijfgerief, geen boeken. En toch krijgen deze kinderen, zo vertelt Imma ons, hetzelfde examen als de kinderen uit de grote steden, waardoor ze uiteraard veel minder kans tot slagen hebben.
Op de weg die door het dorp loopt zien we een tiental meisjes joggen. Ze hebben allemaal een verschillende voetbaltenue aan en zijn blijkbaar aan het trainen. Fier en schijnbaar zonder moeite loopt het merendeel ons voorbij om wat verder toch even te gaan rusten. Anderen zijn niet zo snel maar dat ligt waarschijnlijk aan het feit dat ze met slippers lopen.
We rijden terug naar Kumasi waar we na 100km en 2,5 uren (1,5 uur over de laatste 20km) aankomen. Die laatste 20km zitten we terug in de drukte. Het groen is verdwenen, overal huizen, winkeltjes, auto’s. Kilometerslang worden er alleen autobanden verkocht. Sommige dorpen aan de rand van Kumasi zijn gespecialiseerd in auto-onderdelen. Naarmate je vordert over de weg kan je een volledige auto samenstellen: een strook winkels met autospiegels, met uitlaten, met motorblokken, met velgen, met carrosserie, met sturen, met… alles. Recyclage op zijn best. Niets gaat hier verloren. En toch. Milieuvriendelijk zijn ze niet. Afval, vooral plastic zakjes, ligt overal verspreid. Gelukkig houden ze de natuurparken wel nog proper.
We begeven ons naar het centrum van Kumasi en wandelen naar de markt. Het is de grootste van Ghana. Omdat ze het enigszins autovrij houden wordt de volledige straat ingenomen door kraampjes waardoor je met moeite anderen kunt kruisen, vooral als ze grote manden of teilen op hun hoofd dragen. Tientallen meters alleen maar schoenen, alleen maar stoffen. Dan weer visverkoopsters, gedroogde vis, gepekelde vis, verse (nu ja) vis, de geur is indringend. Daartussen fruit- en groentenverkoopsters, kruiden, rijst, en dan weer zonnebrillen, kleding, zeep. Wat verder worden karkassen in stukjes gehakt en zien we gedroogd bushmeat liggen. Wanneer we erdoor lopen worden we door iedereen aangesproken: 'hey obruni', 'how are you?', 'welcome', 'where are you from', en maar lachen en mekaar aanstoten. Ze krijgen hier weinig blanken te zien. Maar altijd vriendelijk, tot ze merken dat je een foto wil nemen. Dat wordt niet op prijs gesteld, dus ik beperk met tot wat overzichtsfotos.
Op een bepaald moment horen we van enkele verdiepingen hoger gelegen houten barakken een luid geklop van metaal op metaal. We vragen Imma en Imma vraagt op zijn beurt waar de trap is. Erboven is een lange gaanderij waar, als een soort primitief bandwerk, plaatslagers bezig zijn. In een eerste deel zijn er enkelen met een soort lange ijzeren zweep golfplaten aan het plat slaan. Wat verder worden die platen op maat gesneden en worden deksels, kisten, potten en bakvormen geslagen. Nog wat verder worden de bodems in de potten en de deksel op de kisten gemonteerd. Het maakt een hels lawaai. En ik zie maar enkele slimmeriken met oorbeschermers, meer nog, ze lachen ons, witte mensen, uit omdat we het te luid vinden.
Op een bepaald moment horen we van enkele verdiepingen hoger gelegen houten barakken een luid geklop van metaal op metaal. We vragen Imma en Imma vraagt op zijn beurt waar de trap is. Erboven is een lange gaanderij waar, als een soort primitief bandwerk, plaatslagers bezig zijn. In een eerste deel zijn er enkelen met een soort lange ijzeren zweep golfplaten aan het plat slaan. Wat verder worden die platen op maat gesneden en worden deksels, kisten, potten en bakvormen geslagen. Nog wat verder worden de bodems in de potten en de deksel op de kisten gemonteerd. Het maakt een hels lawaai. En ik zie maar enkele slimmeriken met oorbeschermers, meer nog, ze lachen ons, witte mensen, uit omdat we het te luid vinden.
Uitgeput van de hitte en het stof wandelen we terug naar de auto en rijden naar hetzelfde hotel waar we eerder ook al geslapen hebben. De douche is heerlijk. Het bed is groot (langer dan 2 meter, praise the lord) en heeft kraakwitte lakens. Onze norm van luxe is al wat bijgesteld.
Wanneer we nog wat gaan drinken, breekt er een geweldig onweer los. Zeker een half uur lang komt de regen in bakken naar beneden. Langs het afdak waar we onder zitten staan strategisch geplaatste bloempotten om het water van het dak op te vangen maar deze lopen al snel over.
Na een lekkere maaltijd - local food: vanavond is het banku en de eba met okro - gaan we weer vroeg slapen. Morgen staat er een heel lange rit naar de kust op het programma.
Verblijf: SMS guesthouse (Science and Medical Services) in de KNUST (Kwame Nkrumah University of Science and Technology) - 150 cedi
Geen opmerkingen:
Een reactie posten